Schwesterstraat

14-10-2024

                Ik was net twee jaar toen jij, broer, werd geboren op 18 oktober, het derde kleinkind in de familie van mama en het vijfde in die van papa. Er zijn geen foto's van je geboortedagen, wel van je doopsel. Een stevige baby was je al, blond en met blauwe ogen.

                Ons gezin kampte reeds een jaar met problemen. Vader en moeder leefden al enkele maanden gescheiden. Mama kon de rekeningen moeilijk alleen betalen. Papa gaf geen alimentatie voor ons. Bovendien had opa, mama's vader, een zwaar arbeidsongeval gekregen. Na een jaar herstel en revalidatie bleven de lichamelijke gevolgen ondraaglijk voor hem, beperkte hersenschade met verlammingsverschijnselen aan de beide armen. Enkele weken voor je geboorte vertelde hij huilend aan mama: "Het heeft geen zin meer! Ik kan mijn kleinkind niet optillen of troosten, je baby binnenkort niet in mijn armen wiegen!" De dag na je geboorte stapte hij uit het leven. Moeder verloor haar vader en maatje, na 25 jaar. 

              Jouw eerste levensmaanden werden belast met al deze feiten en gevolgen. In het begin van je leven was vader lang afwezig, moeder en haar familie waren in een schaamtevolle rouw. We hebben dezelfde levensfeiten meegemaakt maar vanuit een gans andere start. 

                Ik was het eerste kleinkind in beide families en zeer welkom, ook voor vader, volgens zijn zussen. Er zijn gezinsfoto's  en foto's met familieleden van mijn eerste dagen, van mijn doopfeest is er een foto met een kring van familieleden rond de doopvont. Onze ouders waren twee jaar getrouwd en werkten allebei. Mama was drie jaar gerante in een lingeriewinkel, deed zelf de etalage en het verstelwerk. Fulltime werken combineren met het moederschap en het ganse huishouden bleek na een tijd niet te combineren. Ze moest deze job opgeven.

               Tijdens mijn eerste achttien maanden leefde papa bij ons. Wij twee gingen soms op stap. Na de breuk wou ik graag bij hem zijn, jij had dat verlangen veel minder. Ik nam je, mijn teruggetrokken broertje, overal mee naartoe, de kleuterschool, feesten bij oma met vader, zijn drie zussen, broer en hun kinderen, soms naar papa thuis, in zijn weekends, als het hem paste om ons op te vangen.

                Onze relatie was complex, beladen met het verleden, met de afhankelijkheid van de eerste jaren, een onzichtbare rivaliteit. Allebei waren we anders bezig met alleen-zijn.  

              Je bent er altijd geweest met je stilte, vragen, plotse uitbarstingen én humor, vooral dat laatste werd later je kenmerk. Tot kanker je in zijn web kreeg, negen jaar geleden. Op drie maanden tijd ging je heen, pancreaskanker. 'Quand c'est?' van Stromae kwam toen net uit. Onze beide ouders, afzonderlijk, vonden dit lied bij je uitvaart passen. Mijn dochter en ik hadden ook die reflex. Het kwam op je laatste muzieklijst terecht. 

"Cancer, cancer, oh dis-moi quand c'est? Cancer, cancer, oh cancer"
.


Foto: Marianne Van Tiggelen